Vernieuwde meldcode 2019
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/meldcode
Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling.
Per 1 januari 2019 verandert de meldcode. Het wordt een professionele norm om melding te doen bij Veilig Thuis als er vermoedens zijn van acute en structurele onveiligheid. De 5 stappen uit de meldcode blijven bestaan, maar stap 4 en 5 worden aangepast. In stap 5 vervalt het onderscheid tussen hulp verlenen of melden. De beroepskracht neemt in de nieuwe situatie twee losse besluiten:
Als hulpmiddel om te komen tot het besluit om te melden is het per 1 januari 2019 verplicht om als beroepskracht een afwegingskader te gebruiken in stap 4 en 5 van de meldcode. Dit afwegingskader helpt hen bij het wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling en bij het beslissen.
De afwegingskaders die gemaakt zijn door de beroepsgroepen vindt u in de Toolkit huishoudelijk geweld en kindermishandeling.
Toolkit
Een meldingsbevoegde kan zonder toestemming van de jeugdige of zijn wettelijk vertegenwoordiger en zo nodig met doorbreking van de op grond van zijn ambt of beroep geldende plicht tot geheimhouding, een jeugdige melden aan de verwijsindex indien hij een redelijk vermoeden heeft dat de jeugdige door een of meer van de hierna genoemde risico’s in de noodzakelijke condities voor een gezonde en veilige ontwikkeling naar volwassenheid daadwerkelijk wordt bedreigd:
Een professional kan een jeugdige (0 tot 23 jaar) uitsluitend aan de verwijsindex melden indien hij één of meer van deze in de Wet op de jeugdzorg genoemde risico’s loopt. Het is dus niet mogelijk om jeugdigen op andere gronden dan de in de wet genoemde risico’s te melden. We noemen dit ook wel een gesloten systeem van risico’s.
5 stappen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Iedere hulporganisatie en zelfstandige professional ontwikkelt een eigen meldcode. Daarin moeten in ieder geval de volgende 5 stappen staan:
Als hulpmiddel heeft de overheid een basismodel huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld. Dit model kunt u gebruiken bij het ontwikkelen van een meldcode.
Overige acties voor de organisatie
Volgens de wet meldcode moeten organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren een meldcode hebben. Ook moeten zij het gebruik van en de kennis over de meldcode bevorderen. Daarnaast moet een organisatie een aantal zaken regelen:
Meldcode is geen meldplicht
Een verplichte meldcode is iets anders dan een meldplicht. Bij een meldplicht moet de professional zijn vermoeden van geweld melden bij andere instanties.
Die verplichting bestaat niet bij een meldcode. De beslissing om vermoedens van huiselijk geweld wel of niet te melden, neemt de professional zelf. Het stappenplan van de meldcode biedt hierbij houvast.
Beroepsgeheim versus meldcode
Hulpverleners die hulp, zorg, ondersteuning of een andere vorm van begeleiding bieden, hebben vaak een beroepsgeheim. Hierdoor mag de hulpverlener geen informatie over de cliënt aan anderen geven. Behalve als de cliënt daarvoor toestemming geeft. De cliënt kan zich hierdoor vrij voelen om alles te vertellen.
Maar het kan in het belang zijn van de cliënt als een hulpverlener vertrouwelijke gegevens uitwisselt met anderen.
Daarom is er een meldrecht voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Professionals met een beroepsgeheim mogen (vermoedens van) huiselijk geweld onder bepaalde voorwaarden melden bij Veilig thuis. Zo moet er sprake zijn van ernstig gevaar of ernstige dreiging voor de cliënt of zijn omgeving. Meer informatie over het meldrecht vindt u in het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Professionals mogen de melding ook doen zonder toestemming van de betrokkenen. Het meldrecht staat in artikel 5.2.6 van de Wmo 2015.
Toezicht op meldcodes
Inspecties controleren of organisaties en zelfstandigen een meldcode hebben. En of zij het gebruik en de kennis daarvan bevorderen. Dit gebeurt door de:
Toezicht gemeenten op meldcode
Gemeenten houden toezicht op de sectoren maatschappelijke ondersteuning en kinderopvang. In de factsheet meldcode staat informatie voor gemeenten over hun rol.